Nieuwsbericht

‘Transitie begint met vrijmoedigheid’

Na vijf jaar neemt Rob Konings afscheid van De Bouwcampus. Als transitiemanager verduurzaming gebouwde omgeving was hij één van de drijvende krachten achter de denk- en werkwijzen waarmee De Bouwcampus transities helpt versnellen. Zijn nalatenschap laat zich het best vangen in vier woorden die inmiddels tot het vaste vocabulaire van de organisatie behoren: vermeerderen, verspreiden, verankeren en verleggen. “Als je echt iets wilt veranderen, moet je niet alleen nieuwe dingen doen, maar ook anders gaan kijken, anders gaan samenwerken, en soms je eigen overtuigingen loslaten.”

4 september 2025 | 4 minuten lezen

Het telefoontje kwam in het voorjaar van 2020. Nienke Sijtsma, oud-collega bij het Rijksvastgoedbedrijf en directeur van De Bouwcampus, belde met de mededeling dat ze ‘iets passends’ voor hem had. “Ik had eerlijk gezegd nog nooit van De Bouwcampus gehoord,” lacht Rob, “maar ik was wel nieuwsgierig. Ze vertelde over verduurzaming, maatschappelijke impact, de gebouwde omgeving. Klinkt goed, dacht ik, maar wat dóen jullie dan precies?” Een paar gesprekken verder was het nog steeds niet heel concreet. “Maar ik dacht: dit gaat over transities, over veranderen. En dat is wél mijn taal. Misschien moet ik het gewoon ervaren.”

Paradoxen en perspectieven

Wat hij vervolgens ervoer, noemt hij ‘werken in de paradox’. “Transitie gaat over alles wat schuurt. Het is urgent én het heeft tijd nodig. Het vraagt om doelgerichtheid én om twijfel. Je wilt snel, maar moet ook vertragen. In de bouwsector zijn we gewend om helderheid na te streven: dit is het doel, hier gaan we naartoe, en alles wijkt. Maar wat als het doel zelf nog in beweging is? Dan ontstaat ongemak. En juist dat ongemak moet je durven toelaten.”

Volgens Konings is dát ook de kracht van De Bouwcampus. “Het is een plek die tijdelijk buiten de dagelijkse logica staat. Zoals Leonard Cohen zingt over de ‘Tower of Song’ en David Mitchell over de ‘Tower of Story’, dacht ik: De Bouwcampus is een soort ‘Tower of Change’. Een ruimte waar je kunt experimenteren, reflecteren, en je eigen aannames bevragen. Niet omdat je het zeker weet, maar omdat je voelt dat het ánders moet.”

Taal voor transitie

In die zoektocht naar verandering zocht Konings ook naar een taal die richting geeft. “Ik merkte dat we vaak heel abstract spraken over transities. Dus ik ben op zoek gegaan naar houvast. Wat gebeurt er als iets echt in beweging komt?” Het resultaat werd bekend als de vier V’s: vermeerderen, verspreiden, verankeren en verleggen. Ze vormen samen een manier van kijken naar systeemverandering: hoe iets ontstaat, zich verspreidt, wordt ingebed en uiteindelijk ook diepgewortelde overtuigingen en relaties verandert. “Je hebt ze alle vier nodig. Alleen een goed project neerzetten is niet genoeg. Dan verandert er niets aan de spelregels. En als je alleen het beleid aanpast, maar niets aan de manier waarop mensen samenwerken of betekenis geven, dan beklijft het niet.”

Die bredere kijk op verandering vormde ook zijn bijdrage aan het gesprek over ‘co-creatie’, een begrip dat Konings in de loop der jaren steeds serieuzer is gaan nemen. “Co-creëren is niet dat jij je visie pitcht en ik die van mij, en we kijken wat het wordt. Het is echt samen zoeken naar een gedeeld toekomstbeeld. Naar waar we allebei naar verlangen. Daarin mag verschil bestaan, maar er is ook een gezamenlijk belang dat vraagt om ruimte, durf en misschien ook wel het loslaten van eigenbelang.”

Ruimte om te leren

Ruimte is sowieso een sleutelwoord in zijn werk. “Transitie vraagt gewoon om ruimte. In tijd, in je hoofd en in systemen. En ruimte ontstaat alleen als mensen zich eigenaar voelen. Niet omdat het in hun functieomschrijving staat, maar omdat ze zich echt verbinden aan een doel.” Een voorbeeld dat hem is bijgebleven is een directeur van een producent van flexwoningen die in een van de sessies vertelde hoe die woningen voor hem persoonlijk de sleutel zijn tot een betere samenleving. “Als mensen zo spreken, ontstaat er energie. Dan is er ruimte om te leren, om te groeien, om echt verder te kijken dan de korte termijn.”

Toch ziet hij ook hoe lastig het is om die ruimte te organiseren. “Veel mensen zitten vast in systemen die zijn ingericht op controle en voorspelbaarheid. Zeker in de bouw. Als het spannend wordt, schieten we snel terug naar wat we kennen. Maar in transities moet je juist ander werk gaan doen, en dat is kwetsbaar. Dat vraagt om vrijmoedigheid, om openheid, durf en de bereidheid het even niet te weten.”

Niemandsland

Een andere belangrijke les van de afgelopen jaren is voor hem dat verandering relationeel en lokaal werkt. “De regio is geen abstractie, het is waar mensen elkaar kennen en dingen samendoen. Dáár moet je zijn als je echt beweging wilt creëren. Daar ontstaan de experimenten. En vanuit die concrete praktijken kun je iets bouwen wat elders weer inspireert.”

Toch wringt het soms tussen de koplopers en de rest van het veld. “Omdat je er zo sterk bij betrokken bent lijkt het alsof de hele sector al in transitie is. Maar stap je daarbuiten, dan voelt het soms als een niemandsland. De afstand tussen de voorhoede en het peloton is nog groot.” Volgens Konings zit daar dan ook een belangrijke opdracht: zorgen dat koplopers zich niet eenzaam voelen, en tegelijk het peloton uitnodigen om eigenaarschap te nemen. “Dat lukt alleen als je het grotere verhaal weet te vertellen. Als mensen zien waar we met elkaar naartoe willen. En als ze ruimte voelen om bij te dragen.”

Een lerende praktijk

Wat De Bouwcampus volgens hem uniek maakt, is dat die ruimte er ook echt is. “We zijn niet van de projectmanagementplanningen. Wij werken aan lerende praktijken. Daarin mag je vertragen, twijfelen én falen. Juist dát maakt dat mensen zich veilig genoeg voelen om iets nieuws te proberen. En ja, dat schuurt soms. Maar als het niet schuurt, verandert er ook niets.”

Over een antwoord op de vraag of hij verschil heeft kunnen maken hoeft hij niet lang na te denken. “Niet ik, maar wij”, zegt hij direct. Om er na een korte stilte aan toe te voegen: “En dat verschil zit ‘m vaak niet in grote projecten, maar in hoe mensen anders zijn gaan kijken. Vijf jaar geleden spraken we voor het eerst over gebiedsgerichte energievoorziening bij Defensie. Dat was toen echt nieuw. Inmiddels is dat bijna vanzelfsprekend. Of neem het denken over adaptief en herbruikbaar bouwen. Daar liepen we echt op vooruit.”

Het stokje doorgeven

Toch is het nu tijd om het stokje door te geven. “Ik ben vanuit het Rijksvastgoedbedrijf als in kind bij De Bouwcampus geplaatst met het idee iets terug te brengen. Maar ik merkte dat die verbinding gaandeweg wat losser werd. En vijf jaar is ook lang genoeg om weer met een frisse blik verder te gaan.”

Zelf keert hij terug als implementatiemanager naar het Rijksvastgoedbedrijf. “Ik ga me richten op het waarmaken van plannen. Routekaarten zijn mooi, maar uiteindelijk moet er iets gebeuren. Hoe kom je dus van besluit naar actie? Daar wil ik graag mijn bijdrage aan leveren.”

Wat hij meeneemt? “De overtuiging dat echte verandering begint met verbeelding en vrijmoedigheid. Dat je moet durven leren. En dat eigenaarschap het verschil maakt. Ik blijf aan dezelfde opgave werken, alleen vanuit een andere rol. Want of je nu bij De Bouwcampus zit of niet, transitie maak je altijd samen.”