Blog

Deeltjesgedrag, het binnenmilieu en COVID-19

Deze tekst (in het engels) heb ik ruim een week geleden op LinkedIn geplaatst. Omdat het mogelijk interessant is voor TVVL wilde ik hem ook hier even plaatsen. Ik heb hem daarvoor vertaald en licht geupdate. Het betreft het gedrag van kleinere deeltjes (a
Profielfoto van Marcel Loomans
24 maart 2020 | 1 minuut lezen

Grote deeltjes in de lucht (>>20 micron) hebben de neiging om snel uit te vallen op horizontale vlakken. Dit is het vertrekpunt bij het begrijpen van het advies met betrekking tot de sociale afstand tussen personen om de blootstelling aan SARS-CoV-2 te beperken. Uitgaande van een deeltjesgrootte in de orde van 0-20 micron, een bereik in grootte waarin het virus kan worden getransporteerd (aërosolen), toont de linker figuur de depositiesnelheid (in mm/s) als functie van de deeltjesgrootte laminair; dichtheid bolvormig deeltje: 1000 kg/m3 in lucht). Als we uitgaan van een hoogte (zeg 1,5 m) en daar wat horizontale snelheid aan toevoegen (lage waarde zoals binnenshuis gevonden, bijv. 0,05 m/s), kan dit eenvoudig worden vertaald naar de afstand die een klein deeltje in de lucht kan afleggen voordat depositie plaats vindt (figuur rechts).

Het is duidelijk dat kleine deeltjes zich vele meters kunnen verplaatsen, d.w.z. dat ze in de lucht blijven. Dit wordt bevestigd in een eerdere studie van mij en Tony Lemaire (https://research.tue.nl/en/publications/particle-concentration-calculations-using-cfd-a-comparison ). Daaruit blijkt dat voor kantoren ~80% van de 5 micron deeltjes in de lucht blijven (voor 10 micron is dit ~40%). Dit betekent dat er depositie zal plaatsvinden, maar dat er ook blootstelling via de lucht kan plaatsvinden.

Hoewel er inmiddels een studie is die aangeeft dat virusdeeltjes (in aërosolen) in de lucht kunnen overleven (https://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMc2004973), moet nog worden bepaald of lucht een relevante transmissieroute voor het nieuwe SARS-CoV-2-virus en de daarmee samenhangende COVID-19-ziekte is. Vooralsnog wordt daar niet vanuit gegaan. Wat wel geconcludeerd kan worden is dat, als er een bron in de ruimte aanwezig is, er blootstelling kan plaatsvinden. Verbeterde ventilatie zal de concentratie verdunnen, maar zal in principe alleen maar leiden tot een verlenging van de periode voor het verkrijgen van de vereiste dosis voor infectie. Omdat we die dosis niet kennen, geldt dat we in principe zo beperkt mogelijk zouden moeten worden blootgesteld.

Samenvattend lijkt het niet verstandig om mensen lang samen te brengen in een ruimte wanneer men niet zeker is van het potentiële infectierisico van een persoon, dat wil zeggen de bron. Het beperken van het aantal mensen in een ruimte is ook hierom een risico-evaluatie. Verantwoordelijkheid ligt echter ook bij de potentiële bron, door de richtlijnen te volgen en thuis te blijven...