Blog

Bang voor BENG?

De angst voor BENG, die ik soms wel eens bespeurde in de ogen van vastgoedprofessionals, is verdwenen. Hij lijkt omgeslagen in verontwaardiging. De vorige week gepresenteerde concept-grenswaarden worden door koplopers in de sector nu omschreven als ‘slapp
Profielfoto van Harm Valk
27 november 2018 | 3 minuten lezen

Op het congres ‘Energieprestatie 2.0’ van NEN en BZK stond de presentatie van en toelichting op NTA 8800 centraal. Deze nieuwe bepalingsmethode vormt vanaf 2020 het rekenhart voor alle energieprestatie-indicatoren van alle gebouwen. Maar alle aandacht tijdens en vooral na het congres ging uit naar de grenswaarden voor de BENG-indicatoren. BZK presenteerde tijdens het congres de ‘concept geadviseerde waarden’ voor de BENG-eisen die vanaf 1-1-2020 de maatstaf worden voor de energiezuinigheid van alle nieuwe gebouwen.

De nieuwe (concept-)waarden verschillen aanzienlijk van de wat in 2015 gepubliceerd is als ‘voorgenomen’ BENG-eisen; u heeft vast de reeks 25-25-50 voor woningbouw onthouden. Die mag u nu vervangen door 70-30-50 of 70-50-40 afhankelijk of u grondgebonden of gestapelde bouw realiseert. Met bovendien een correctie voor gebouwen met verhoudingsgewijs veel ‘schil’. Voor utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare wijziging. Dat is nogal een verschil. Waarom deze wijziging en wat betekent het? De beloofde nuance en duiding dus.

Drie invloeden

Er zijn grofweg drie zaken die de nieuwe grenswaarde hebben bepaald: de nieuwe rekenmethode, de gewijzigde BENG-definities en de kostenoptimaliteitstoets. Een korte toelichting op deze trits:

  • NTA 8800 is gebaseerd op een groot aantal geactualiseerde Europese normen en vervangt NEN 7120 en een hele serie andere normbladen. Kortom: de rekenmethode is integraal herzien. Dat betekent dat uitkomsten (ook al staan ze in dezelfde grootheid) niet vergelijkbaar zijn. Over het algemeen vallen de uitkomsten berekend met NTA 8800 iets hoger uit. Dat is in lijn met eerder veel gehoord commentaar dat de uitkomsten van EPC- en EI-berekeningen een te gunstig energiegebruik suggereerden ten opzichte van wat in de praktijk mogelijk was.
  • De BENG-definities zijn aangepast naar aanleiding van ingekomen commentaar. De sector heeft uitgebreid en inhoudelijk gereageerd op de voorgenomen eisen die in 2015 zijn gepubliceerd. Positief moet worden gewaardeerd dat de overheid het ingebrachte commentaar serieus heeft genomen en waar nodig aanpassingen heeft gedaan. De algemene lijn was dat de ambities voor veel gebouwtypen onhaalbaar hoog waren. Daarmee is rekening gehouden, o.a. door het inbouwen van een correctie voor gebouwen met een ongunstige verhouding tussen verliesoppervlak en gebruiksoppervlak (Als/Ag in jargon). Daarnaast is de invloed van alle ventilatiesystemen ‘verhuisd’ naar BENG-2. Als gevolg daarvan wordt er in BENG-1 nu gerekend met een (aanzienlijke) hoeveelheid op te warmen (of af te koelen) ventilatielucht. Omdat dit leidt tot hogere uitkomsten van die eerste BENG-indicator, is het logisch dat de grenswaarde hoger uitvalt.
  • De kostenoptimaliteitstoets is een andere bepalende invloedfactor. Zowel nationaal als in Europees verband is overeen gekomen dat de ‘duimschroef’ van (sinds 1995) steeds strengere energieprestatie-eisen voor nieuwe gebouwen afgewogen moet worden tegen de daardoor stijgende bouwkosten. Kortweg worden de bouwkosten ‘nu’ vergeleken met de kosten ‘straks’ met de nieuwe eisen. In de praktijk wordt een optimum gezocht tussen strengere eisen en stijgende kosten. Bij het vergelijken tussen ‘nu’ (bouwproductie 2017-18) en straks (bouwproductie 2020-21) speelt dan ook het gasloos bouwen een rol. De realiteit is dat de afgelopen tijd nog erg veel nieuwe gebouwen ‘gewoon’ een gasketel hebben gekregen. Alleen al door het rekenen met gebouwen met (bijvoorbeeld) warmtepompen, wordt een autonome kostenstijging geïntroduceerd. Voor meer ‘aanscherping’ in de maatregelpakketten blijft dan simpelweg geen ruimte over. Ook dit leidt tot hogere grenswaarden dan eerder gedacht.          

Drie separate ontwikkelingen die er elk voor zorgen dat de nu gepubliceerde ‘concept geadviseerde’ grenswaarden een stuk hoger uitvallen dan eerder gedacht. Tot zover de toelichting.

Advies

Wat staat ons te doen? Wat mij betreft eerst enige reflectie op de achtergronden van de wijzigingen. Dit artikel beoogt daaraan bij te dragen. Maar er is ook perspectief, afhankelijk van je visie op het onderwerp. Voor wie zich zorgen maakte dat de bouwproductie door ‘BENG’ stil zou komen te liggen, kan opgelucht ademhalen. Wie insteekt op zo scherp mogelijke eisen voor alle nieuwe gebouwen en het ‘bijna’ uit BENG eigenlijk onzin vindt, voelt het als een teleurstelling.

De nu bekend geworden eisen staan nog niet vast. De komende maanden is er nog alle mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de besluitvorming. Vooral de aangekondigde internet-consultatie is daarbij interessant, omdat die open staat voor alle betrokkenen.  

Een ander advies is om zo snel mogelijk afscheid te nemen van voormalige BENG-grenswaarden uit 2015. Heel praktisch: wees er scherp op dat deze niet (on)bewust in contracten of beleidsnota’s blijven staan. Staat het er toch? Maak dan een voorbehoud door nadrukkelijk het verband te leggen met de rekenmethode en de bron van die grenswaarde, zodat er soepel geschakeld kan worden in de loop van een ontwerpproces.  

Tot slot

De concept geadviseerde BENG-grenswaarden laten zien dat de overheid het commentaar uit de sector ter harte heeft genomen. Maar dat geeft weer veel ruimte om het beter te doen en daarmee opdrachtgevers en gebruikers een dienst te bewijzen. Een ambitieus project is immers niet ‘bijna’, maar echt energieneutraal.

Dus: niet meer bang voor BENG? Maak het dan ENG!

Harm Valk, Nieman Raadgevende Ingenieurs

Deze blog is ook als Expertpost geplaatst op Duurzaam Gebouwd - 26 november 2018