FAQ over gebouwinstallaties in relatie tot corona
Naast de besmettingsroutes via druppels en via contact, waar de RIVM-richtlijnen voor worden gehanteerd, wordt er momenteel ook gekeken naar een tweetal andere besmettingsroutes die zich binnen een gebouw kunnen voordoen, namelijk via de lucht en via fecaal-oraal.
Er zijn aanwijzingen dat het coronavirus zich via de lucht route verspreidt over grotere afstand (> 1,5 meter). Dit vermoeden is gebaseerd op:
- Een aantal super spread events;
- In de lucht en op oppervlakten zijn delen (RNA) aangetroffen van het coronavirus (bijvoorbeeld op afzuigroosters);
- De levensvatbaarheid van enkele uren in de lucht en enkele dagen op oppervlakten van het coronavirus onder laboratoriumomstandigheden;
- Het coronavirus bij de SARS uitbraak uit 2002-2003 en de MERS uitbraak uit 2012 bleek ook via de lucht verspreid te worden.
Er zijn aanwijzingen dat het coronavirus zich via fecaal-orale route verspreidt. Dit vermoeden is gebaseerd op:
- In Hong Kong lijkt een defecte riolering de oorzaak te zijn geweest dat bewoners van verschillende appartementen besmet zijn geraakt zonder dat zij contact met elkaar hebben gehad;
- In ontlasting en urine van coronapatiënten en in onderstations van ons rioleringssysteem zijn delen (RNA) van het coronavirus aangetroffen;
- In ziekenhuizen zijn verhoogde concentraties van het coronavirus op oppervlakten en in de lucht aangetroffen in toiletruimten van patiëntenkamers;
Het coronavirus bij de SARS uitbraak in 2002-2003 bleek ook via fecaal-orale route verspreidt te zijn.
Er zijn voldoende aanwijzingen dat besmetting via de lucht een reële route lijkt. Zo zijn er in de lucht delen (RNA) van het coronavirus aangetroffen . Om de levensvatbaarheid aan te tonen zijn hoogwaardige laboratoria nodig en die zijn beperkt beschikbaar. Veel laboratoria worden momenteel gebruikt om onderzoek te doen naar antivirale middelen en vaccins. Er zijn enkele onderzoeken uitgevoerd in ziekenhuizen waar geen levensvatbare coronavirussen zijn aangetroffen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ziekenhuizen voorzien zijn van ventilatiesystemen met een hoog ventilatievoud. In bijvoorbeeld kantoren en openbare ruimtes is de capaciteit van het ventilatiesysteem veelal lager dan die in ziekenhuizen. Momenteel worden een aantal super spread events grondig onderzocht om meer bewijs te vinden over de besmetting via de lucht. Ook zijn de eerste proeven met dieren (nertsen) uitgevoerd.
Vanuit het perspectief dat er aanwijzingen zijn dat dit coronavirus zich via de lucht verspreidt en dus niet kan worden uitgesloten, wordt het voorzichtigheidsprincipe gehanteerd en worden voorzorgmaatregelen die proportioneel zijn, geadviseerd.
Er zijn voldoende aanwijzingen dat besmetting via fecaal-oraal een reële route lijkt. Zo is in het riool maar ook in ontlasting delen (RNA) van het coronavirus aangetroffen. Om de levensvatbaarheid aan te tonen zijn hoogwaardige laboratoria nodig en die zijn beperkt beschikbaar. Veel laboratoria worden momenteel gebruikt om onderzoek te doen naar antivirale middelen en vaccins. Er zijn enkele onderzoeken uitgevoerd in ziekenhuizen waarbij verhoogde concentraties van het coronavirus zijn aangetroffen maar hier zijn zorgprofessionals nagenoeg niet besmet geraakt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat zorgprofessionals veel persoonlijke beschermingsmiddelen dragen en het toezicht op hygiëne niet vergelijkbaar is met de hygiëne van bijvoorbeeld kantoren en openbare ruimte.
Vanuit het perspectief dat er wel aanwijzingen zijn dat dit coronavirus zich via fecaal-oraal verspreid en het daarmee zeker niet kan worden uitgesloten, wordt het voorzichtigheidsprincipe gehanteerd en worden voorzorgmaatregelen die proportioneel zijn, geadviseerd.
Het huidige coronavirus (SARS-COV-2) is binnen het thermisch comfortgebied stabiel. Het is daarom niet effectief om extra te verwarmen of te koelen.
Het bevochtigen van de lucht is alleen zinvol wanneer die extreem droog is, lager dan een relatieve vochtigheid van 30%. Onder deze grens kunnen slijmvliezen in de neus en keel uitdrogen en daarmee haar functie om de ingeademde lucht te filteren verliezen. Onder winterse omstandigheden kan het voorkomen dat de binnenlucht onder deze grens raakt. Het inactiveren van het coronavirus dat zich in de ruimte bevindt, is pas effectief vanaf een relatieve vochtigheid van 70-80%. Het creëren van zulke condities is ongewenst vanwege thermisch comfort en het grotere risico van de groei van biologische agentia.
Ventilatie is bedoeld om de concentratie aan aerosolen en verontreinigingen in de lucht op een laag niveau te houden. In principe geldt dat meer ventileren tot een lager risico leidt voor blootstelling via de luchttransmissie route. In eerste instantie, bij gebrek aan kennis over het corona-virus is gekozen voor een goed ventilatieniveau van 60 m3/h per persoon (conform klasse A van Programma van Eisen Gezonde Kantoren). Nu meer bekend is kan gebruik worden gemaakt van een modelmatige benadering (met behulp van Wells-Riley) om beter in te schatten welke minimum ventilatie niveau gewenst is voor een bepaalde situatie. Dit gaat ondermeer uit van de functie, bezetting en het risico dat men als acceptabel beschouwt. Hierdoor is het niet mogelijk om één getal te geven, maar zal per situatie een debiet kunnen worden voorgesteld. Een online tool biedt hierbij ondersteuning om die inschatting te maken. Eventueel kan een installatietechnisch adviseur hierbij ondersteunen.
Naast het debiet, zijn de volgende zaken ook in acht te nemen:
- Met betrekking tot bedrijfstijden: verlaag het ventilatieniveau pas nadat de ventilatie ten minste driemaal de ruimte volledig heeft kunnen doorspoelen (bijv. bij een ventilatievoud van 1 h‑1 is dit 3 uur, bij een ventilatievoud van 3 h-1 is dit 1 uur). Een zelfde aanpak wordt voorgesteld bij het inschakelen van de ventilatie voor de opening van het gebouw. Buiten deze tijden kan de ventilatie in een minimum stand blijven draaien. Volledig uitzetten wordt niet geadviseerd.
- Met betrekking tot de capaciteit van het mechanische ventilatiesysteem: heeft het systeem onvoldoende capaciteit om het gewenste ventilatiedebiet te realiseren, dan kan raamgebruik overwogen worden in combinatie met bijvoorbeeld een CO2-sensor. Echter, zekerheidshalve zou beter de bezetting van de ruimte heroverwogen moeten worden aangezien raamgebruik geen zekere oplossing is.
Controleer of verse luchttoevoer minimaal 60 m3/h per persoon bedraagt of de CO2 concentratie max. 800 ppm is (klasse A van Programma van Eisen Gezonde Kantoren). Doe dit met extra aandacht voor de hotspotruimten zoals vergaderruimten.
Steekproefsgewijs kunnen debietmetingen uitgevoerd worden of data geanalyseerd worden uit gebouwbeheersystemen indien ventilatiedebieten of CO2 concentraties uit ruimteniveau gemonitord worden. Probeer het gebruik van ruimtes te beperken (lagere bezetting) of te vermijden indien het gestelde ventilatiedebiet niet gerealiseerd kan worden, dan wel de gestelde CO2 concentratie wordt overschreden.
In vergaderruimten kan het setpoint van Variable Air Volume (VAV)- regelaars in het GBS verhoogd worden. Bij Constant Air Volume (CAV)-regelaars de kleppen handmatig verder open zetten. Dit zal per situatie bekeken moeten worden. Aandachtspunten hierbij zijn het behoud van de ventilatie-efficiency, de luchtstromingsrichting in de ruimte en de drukhiërarchie (ruimten onderling).
Voorzie alle natuurlijk geventileerde kantoorruimten en vergaderruimten van CO2 indicatoren. Instrueer gebouwgebruikers om te openen ramen intensief te gebruiken: ‘ramen continue op een kier’ zodat de CO2 concentratie onder 800 ppm blijft. Indien dit door geluidsoverlast of andere omstandigheden niet mogelijk is dan is het advies de bezetting te verminderen door bijvoorbeeld thuis te werken.
Hotspotruimten zonder mechanische luchttoevoer: Verbied het gebruik van inpandige hotspotruimten. Hotspotruimten aan de buitengevel met een te openen raam: voorzie de ruimte van CO2 indicatoren (setpoint oranje>rood overgang: 800 ppm) en instrueer ruimte gebruikers om het raam open te doen voordat ‘het sein op rood staat’. Is er geen CO2 indicator? Instrueer ruimte-gebruikers dan om ramen continue (op een kier) open te houden.
Hotspotruimten met mechanische luchttoevoer: Gebruik bij voorkeur inpandige hotspotruimten niet, tenzij voldaan kan worden aan een luchttoevoer van 60 m3/h per persoon. Instrueer ruimte-gebruikers om elk uur de ramen 10 minuten open te zetten, indien de hotspotruimte aan de buitengevel met een te openen raam gelegen is.
Op gebouwniveau wordt aangeraden om geen recirculatie toe te passen. Daar waar dit capaciteitsproblemen geeft dan het totale debiet wat verlagen maar nog niet recirculeren. Daar waar het onmogelijk is recirculatie volledig te voorkomen in verband met (thermische) capaciteitsproblemen moet het zoveel als mogelijk worden geminimaliseerd. Indien praktisch realiseerbaar, zou verbetering van filters dan aanvullend overwogen kunnen worden en het ventilatieniveau zou zo hoog als mogelijk moeten worden ingesteld. Dit laatste om verdunning zo groot mogelijk te maken. Overigens vormen specifieke situaties (meerdere besmettingen, langdurige aanwezigheid, gevoelige groepen, bijvoorbeeld verpleeghuizen) nadrukkelijke redenen om recirculatie te vermijden. (uitzondering: voor het aanwarmen van het gebouw, zonder bezetting en dus zonder interne bronnen, zou recirculatie kortstondig kunnen worden ingezet).
Op ruimte (decentraal) niveau kunnen secundaire luchtcirculatiesystemen zijn geïnstalleerd. Het is van belang om te verifiëren of zo een systeem ook zorgt voor ventilatie met buitenlucht (bijv. inductie-units, fan-coil units). Als dit het geval is, mag een dergelijk systeem niet worden uitgeschakeld. Dit type decentrale systemen zijn in het algemeen ontworpen om een goede menging in de ruimte te realiseren. Andere systemen die deze ventilatiefunctie niet hebben (bijv. sommige split-units) moeten zo mogelijk worden uitgeschakeld. De gedachte hierachter is om mogelijke overdracht van virussen via luchtstromen tussen personen te voorkomen. Wanneer een dergelijk systeem nodig is voor verwarming of koeling van de ruimte dan moet gecontroleerd worden of er geen circulatiestroming tussen personen kan ontstaan. In het algemeen zal dat waarschijnlijk niet het geval zijn. Visualisatie met rook kan dit bevestigen, beter is het om een installatietechnisch adviseur hiervoor in te schakelen. Bij een werkend split-unit systeem zal bij koelen wellicht de indruk kunnen ontstaan, doordat de lucht ook vanuit een luchtkwaliteitsoogpunt als ‘fris’ kan worden ervaren, dat er wat minder geventileerd hoeft te worden. Dat is niet wenselijk. Hoofduitgangspunt is en blijft steeds een goed werkende ventilatie installatie en voldoende ventilatie van de ruimte.
Twincoils: hier is geen enkel risico voor de overdracht van virussen tussen de afvoer lucht en toevoer lucht.
Platenwarmtewisselaars: indien het lekverlies kleiner is dan 5% dan is dit een aanvaardbaar risico. Indien het lekverlies groter is dan 5% dan lekverlies verkleinen door meer aandacht te geven aan het goed lekdicht maken.
Warmtewielen: indien het lekverlies kleiner is dan 5% (alleen haalbaar mits goed ontworpen, geïnstalleerd en onderhouden), dan is dit een aanvaardbaar risico. Indien het lekverlies groter is dan 5%, bijvoorbeeld door de drukhiërarchie, dan lekverlies verkleinen door meer aandacht te geven aan de drukhiërarchie. Eventueel kan, indien aanwezig, de bypass gebruikt worden. Mocht het warmtewiel uitgezet worden omdat op korte termijn het lekverlies niet verholpen kan worden, draai dan ieder uur het wiel een kwartslag. Langdurige stilstand kan leiden tot beschadigingen aan het warmtewiel.
Principe schema Rotary Heat Exchanger beschikbaar gesteld door de Vereniging Leveranciers van Luchttechnische Apparaten (VLA).
Centrale buitenluchtfilters: buitenluchtfilters worden niet blootgesteld aan het coronavirus. Buitenluchtfilters hoeven daarom niet vervangen te worden vanwege de mogelijke aanwezigheid van coronavirussen. Hanteer de normale vervangingsfrequentie. Wanneer, vanwege de lockdown, het ventilatiesysteem gedurende een lange periode uit heeft gestaan dan wel de buitenluchtfilters vervangen. De stilstaande lucht kan schimmel- en bacteriegroei veroorzaakt hebben waardoor vervanging zinvol is.
Centrale retourfilters: uitgaande dat de recirculatie wordt uitgezet en daarmee het retourfilter alleen dient om de eventueel aanwezige warmteterugwinningssystemen te beschermen tegen vervuiling hoeven de retourfilters niet vervangen te worden vanwege de mogelijke aanwezigheid van coronavirussen
Decentrale filters (bijvoorbeeld bij fancoil units en inductie units): Decentrale filters hoeven niet vervangen te worden. Hanteer de normale vervangingsfrequentie.
Losse filters bij lokale filter-apparaten (air-cleaners): In geval van luchtfiltering met behulp van lokale air-cleaners, bekijk van geval tot geval wat nuttig en nodig is en volg de instructies van de leverancier.
Zorg bij het vervangen voor handschoenen, adembescherming en een afsluitbare zak waarin het oude filter afgevoerd kan worden (zie ook: https://www.helpdeskcorona-bt.nl/).
De meeste lokale air-cleaners zijn geschikt om een beperkte ruimte te reinigen. Bij aanschaf is aandacht voor capaciteit en Clean-Air-Delivery Rate scores relevant. Vraag een onafhankelijk specialist om nader advies alvorens tot aanschaf van lokale air-cleaners over te gaan. Lokale air-cleaners zijn geen vervanging van ventilatiesystemen maar additioneel!
Het periodiek reinigen van luchtkanalen is over het algemeen en mits goed uitgevoerd zinvol, maar heeft geen impact op het verminderen van infectieoverdracht van het coronavirus. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er geen recirculatie plaatsvindt in het centrale luchtbehandelingssysteem. Daarnaast zijn de coronavirussen zeer klein waardoor afzetting in kanalen minimaal zal zijn. Als het virus hecht aan een groter deeltje kan er wel afzetting plaatsvinden, maar zal het binnen enkele dagen niet meer levensvatbaar zijn.
Centrale bevochtiging in hygiënisch goed staat: Indien het een schoon & veilig bevochtigingssysteem betreft, onderhouden conform de bepalingen in het Bestek onderhoud en beheer ventilatie uitgegeven door de Vereniging van Luchttechnische Apparatuur (VLA) en voldoet aan de ISSO 55.3: Legionellapreventie in koeltorens en luchtbevochtigers, dan kan het setpoint ingesteld worden op 30-40%.
Centrale bevochtiging in hygiënisch minder goede staat: Indien het geen schoon & veilig bevochtigingssysteem betreft waardoor er geen microbiologische veiligheid is dan conform voorschriften reinigen en (tijdelijk) uitzetten.
Kamerbevochtigers: Het bijplaatsen van kamerbevochtigers wordt afgeraden als maatregel tegen virus verspreiding gezien de stabiliteit van het coronavirus in het bereik van 40-60% relatieve vochtigheid. Kamerbevochtigers hebben vaak een beperkte bevochtigingscapaciteit en deze kunnen nieuwe gezondheidsrisico’s introduceren in het binnenmilieu.
Controle van drooggevallen vloerputten, sifons en andere soorten watersloten op uitdroging is relevant. Dit voorkomt een open contact met de lucht vanuit het rioleringssysteem. Controleer daarom vloerputten, sifons en andere soorten watersloten op uitdroging. Wanneer deze droog staan, herstel dit en gebruik slaolie om een laag te creëren op het water. Dit voorkomt een snelle uitdroging. Wanneer een gebouw lang niet in gebruik is geweest, bijvoorbeeld ten gevolge van de intelligente lockdown, dan is controle überhaupt zinvol.
Wanneer een gebouw langdurig minder tot niet in gebruik is geweest, bijvoorbeeld ten gevolge van de intelligente lockdown, dan heeft het water te lang stilgestaan. Om het water vers te houden moeten de tappunten minimaal wekelijks worden gebruikt en moeten de gebruikelijke Legionellabeheersmaatregelen worden uitgevoerd. Dit volgt uit het Drinkwaterbesluit, NEN 1006 en de praktijkrichtlijnen als de Waterwerkbladen en ISSO-publicaties. Denk eraan om de periodieke acties uit te voeren, ook nu de tappunten niet bij gewoon (dagelijks) gebruik al gespoeld worden. Blijf thermische desinfectie periodiek uitvoeren. Juist bij een beperkt gebruik van de installatie is dit zeer belangrijk. Zorg ervoor dat er geen Legionellabacteriën gaan groeien.
Mechanische afgezogen toiletten: Indien een mechanische afzuiging van toiletten aanwezig is, dan het systeem in de hoogste stand zetten en 24/7 aan laten staan. Een onderdruk ten opzichte van de naastgelegen verkeersruimten is essentieel om overdracht van de toiletruimte naar de verkeersruimte te voorkomen. Schakelt de mechanische afzuiging op basis van aanwezigheid of verlichting aan/uit, overweeg dan dit anders te programmeren of (in geval van sturing op verlichting) het licht te laten branden, ook buiten de bedrijfstijden van het gebouw. Bij het openen van ramen in andere ruimten dient de onderdruk in de toiletten gehandhaafd te blijven.
Natuurlijk geventileerde toiletten: Zorg dat klepramen of andere spuivoorzieningen gebruikt worden waarbij wel zeker gesteld wordt dat het toilet op onderdruk blijft ten opzichte van de verkeersruimte.
Naast de reguliere instructies van 20 seconden handen wassen is het doorspoelen van ontlasting en urine met een gesloten deksel belangrijk om aerosolen die ontstaan tijdens het doorspoelen van het toilet in de ruimte te minimaliseren.
Het monitoren van CO2 is zinvol aangezien dit een indicator is van de luchtkwaliteit en daarmee de werking van het ventilatiesysteem. Voor CO2 geldt dat bij het overstijgen van de CO2 concentratie van 800 ppm er een duidelijke waarschuwing moet plaatsvinden en men moet overgaan op meer mechanisch of natuurlijk ventileren. Is dat niet mogelijk dan zou de bezetting van de specifieke ruimte verminderd moeten worden. Wanneer de grenswaarde achtereenvolgens gedurende 10% van een werkdag overschreden wordt is actie noodzakelijk. In hotspotruimte is eerder actie noodzakelijk. Monitoring is het meest belangrijk in hotspotruimten (bijvoorbeeld vergaderruimen). In het algemeen geldt dat bij gebruik van CO2-meters ervan uitgegaan wordt dat personen de belangrijkste bron van CO2 zijn. Is dat niet het geval dan moet kennis over het andere type CO2-bron bekend zijn om dit mee te kunnen wegen.
Indien geïnvesteerd wordt in CO2 sensoren, overweeg dan om gelijktijdig ook sensoren aan te schaffen die andere parameters kunnen meten, zoals luchttemperatuur, relatieve vochtigheid, TVOC en fijnstof (PM2,5 & PM1,0).
Overwogen kan worden om de CO2 monitoringsdata en/of de vertaling naar de veiligheid van ruimten met betrekking tot verspreiding van het virus via de lucht visueel te presenteren. Het gebruik van dashboards of een andere presentatievorm, bijvoorbeeld in algemene ruimte, richting kantoormedewerkers biedt een transparant beeld en mogelijk een betere bewustwording.
De regulier ingeplande onderhoudswerkzaamheden aan bijvoorbeeld het ventilatiesysteem of de gebouwriolering kunnen mogelijk leiden tot blootstellingsrisico’s ten gevolge van het coronavirus. Adequate persoonlijke beschermingsmiddelen moeten gebruikt worden. Aanbevelingen zijn te vinden via: www.helpdeskcorona-bt.nl
Schakel het centrale of decentrale luchtbehandelingssysteem naar de nominale stand tenminste twee uur voor opening van het gebouw en verlaag de stand twee uur na sluiting van het gebouw. Schakel 's nachts en in het weekend, de ventilatie niet uit maar laat de ventilatie draaien in een lagere stand.
De bedrijfstijden van toiletafzuiging is 24/7.
Indien er sprake is van een CO2 gestuurde ventilatie, pas het setpoint aan naar 400 ppm (dat is ongeveer 0 ppm boven de buitenlucht concentratie) waardoor de ventilatie altijd blijft draaien en tijdens de openingstijden van het gebouw maximaal draait. Eventueel kan het setpoint voor buiten de bedrijfstijd van het gebouw verhoogd worden zodat er dan minder geventileerd wordt, maar het gebouw wel voldoende geventileerd is.
De REHVA Guidance COVID-19 is vooral richtinggevend. Ieder gebouw heeft andere installaties en een ander gebruik. Het blijft daarom dan ook altijd maatwerk en zeker niet alle adviezen zijn of uitvoerbaar of nuttig.
TVVL streeft ernaar op deze website en in het bijzonder op “FAQ Corona in Gebouwbeheer en Installatietechniek” altijd de juiste en actuele informatie aan te bieden. Hoewel deze informatie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid is samengesteld, staat TVVL niet in voor de volledigheid, juistheid of actualiteit van de informatie. De informatie op de website is van algemene aard en kan niet worden beschouwd als een vervanging van deskundig (maatwerk) advies. Bij het opvolgen en het juist interpreteren van adviezen is en blijft de betreffende (rechts)persoon en/of (publiekrechtelijke) organisatie altijd zelf verantwoordelijk voor een individuele oplossing. Ons advies is dan ook in het geval van twijfel altijd een deskundige adviseur te raadplegen.
Aan de informatie op deze website en in het bijzonder op “FAQ Corona in Gebouwbeheer en Installatietechniek” kunnen geen rechten worden ontleend. TVVL aanvaardt geen aansprakelijkheid voor (gevolg)schade (in de ruimste zin des woords) die voortvloeit uit het gebruik van de informatie op de website en in het bijzonder op “FAQ Corona in Gebouwbeheer en Installatietechniek”. Op basis van het verzenden en ontvangen van informatie via de website of via de email kan niet zonder meer een relatie tussen TVVL en de gebruiker van de website ontstaan.